AL-TIJD

Er was eens…

 

Een lief klein meisje woonde in Heel-AL. Daar was alles al heel en vredig. Alles was tot haar beschikking en er was niets te wensen of te verlangen. Of ja, toch, dat laatste, het gevoel van verlangen. “Dat is het mooiste wat er is”, zuchtte zij van geluk, “maar in Heel-AL is alles AL.”.

Het meisje ging naar haar lieve vader en zei: “Vader AL, ik herinner me het mooie gevoel van verlangen, maar hier is alles AL. Ik zou zo graag nog eens verlangen.”. “Lieve kind, alles binnen AL is mogelijk. Ik ken een plek in Heel-AL waar mensen wonen die verlangen. Wat zou jij willen verlangen? Vervat het in één wens. Vannacht mag je eens rondkijken daar. Het heet Aarde.”.

De volgende morgen kwam het meisje bij haar vader en vertelde over de vele soorten van verlangen die ze op Aarde had gezien. “Kies jouw eigen unieke wens, mijn kind”, zei AL.

“Goed”, zei het meisje, “ik zou ‘goed’ willen verlangen op Aarde. Het ultieme ‘goed’ zoals het hier in Heel-AL is. “Dat is een mooie wens mijn kind. Ik geef je twee dingen mee, een dikke kus van Mij voor een Goede reis en ‘niet goed’. ‘Niet goed’ zal je in beweging houden en je leven lang zal je ‘niet goed’ ervaren en verlangen naar het Goede in jezelf en op Aarde. Er is nog één ding. Op Aarde ben je mij, jouw AL, vergeten. Je ouders op Aarde zullen je inwijden in ‘niet goed’, totdat je zelfstandig op reis gaat. Overal zul je ‘niet goed’ zien en verlangen naar ‘goed’ op Aarde. Op een dag zul je door het verlangen heen Mij herinneren. Ga dan nu mijn kind. Behouden thuiskomst!” En AL gaf haar een kus en zijn liefste glimlach. “Alle Goede dingen in drieën!”, riep hij haar nog na.

Op een Goede dag werd het meisje wakker op Aarde en voelde zich diep ongelukkig. Alles om haar heen was niet goed en ook zijzelf was niet goed genoeg. Dat hadden haar ouders en de mensen op school haar al zo vaak gezegd. Maar hoe hard zij werkte, beter kon ze het niet maken. 

Zij liep het bos in om haar zinnen te verzetten. Opeens zag zij een man op een bankje zitten. Ze zag iets bekends, of toch niet? De man schonk haar zijn liefste glimlach. En zij dacht “zo wil ik ook worden”. “Meneer, u ziet er zo gelukkig uit, hoe komt dat?”. “Lief meisje, ik ben gewoon zo, altijd AL geweest en het zal altijd zo zijn. Vertrouw dat ook jij dit geluk kent. Je hoeft je AL-één maar te herinneren.”. Haar hart maakte een sprongetje en ze gaf de man van blijdschap een kus. Heel even was daar het gevoel van geluk. Dat had ze ooit eerder gevoeld…

Zo groeide het meisje op tot vrouw en leefde haar leven met ups en downs. Maar het liefst was zij gewoon gelukkig. Heel af en toe kwam het tevoorschijn, maar ze raakte het steeds weer kwijt. 

Op een Goede dag toen zij zoveel ‘niet goed’ en ongeluk om zich heen zag, dacht ze: “ik ga die mensen gelukkig maken en alles wat niet goed is, goed maken.”. Ze werkte er hard voor en zij hoopte dat het harde werken aan het beter maken op Aarde en aan het geluk van anderen beloond zou worden met geluk voor zichzelf. Maar het geluk bleef steeds van korte duur. Ze werd er moe en hopeloos van.

Op een Goede dag, zittend op het bankje in het bos, zat zij diep in de put en huilde dikke tranen. Er kwam een man langs die zei: “Wat is er vrouw? Je ziet er zo ongelukkig uit.” En zij vertelde hem hoe zij haar best deed om iedereen zich goed te laten voelen en alles wat niet goed was, goed te maken. Toen pakte de man een takje en schreef het woord ‘G O E D’ op de grond. En hij zei: “Alles goed maken of alles God maken…” en hij kraste de ‘E’ door. Het hart van de vrouw maakte een sprongetje en ze gaf de man van blijdschap een kus. “Let op”, zei de man nog, “begin eerst bij jezelf. Vanaf nu alle aandacht en goeds voor jou.” Dat nam zij ter harte en overal waar zij dacht ‘goed’ of ‘niet goed’ maakte zij er ‘god’ en ‘niet god’ van. Zij betrok alles op haar eigen leven. Hoezo eigenlijk ‘niet god’ als alles God is, als alles AL is? Langzaam begon de vrouw zich steeds meer thuis te voelen op Aarde en zij leerde ‘niet goed’ lief te hebben. Ze voelde wat er te voelen was en hoe het ook voelde, het gevoel van thuis, al heel en vredig bleef bij haar. Steeds als er pijn opkwam, voelde zij de liefste glimlach door haar tranen heen breken.

Op een Goede dag toen de vrouw op een bankje in het bos zat te genieten, kwam er een lief meisje naar haar toe gelopen. Ze zei: “mevrouw, u ziet er zo gelukkig uit, hoe komt dat?”. De vrouw antwoordde: “Lief meisje, ik ben gewoon zo, altijd AL geweest en het zal altijd zo zijn. Vertrouw dat ook jij dit geluk kent. Je hoeft je AL-één maar te herinneren”. Het hart van het meisje maakte een sprongetje en ze gaf de vrouw van blijdschap een kus. Om de mond van de vrouw verscheen AL’s liefste glimlach. Ze zuchtte van geluk: “Alle Goede dingen in drieën”.

Lees ook